Thuisbasis
Het huis van mijn ouders staat te koop. Het huis waar zij sinds hun huwelijk in 1963 woonden en nog specifieker: het huis waar mijn broer, zus en ik zijn geboren. Wij zijn er nooit voor het eerst door de voordeur naar binnen gegaan: daar kwamen wij ter wereld. Ik bleef er tot mijn achttiende wonen en keerde vervolgens nog talloze keren terug. Maar na bijna 57 jaar zal deze thuisbasis van eigenaar veranderen.
Het is eigenlijk al bijna van anderen, want de geïnteresseerden staan al voor het huis te kijken en dankzij foto’s en filmpjes op internet kun je binnen gluren. Mijn ouders vinden het prima. Zij verhuizen naar een gloednieuw appartement, waar ze zo naar uit kijken dat ze er in gedachten al bijna wonen.
Metamorfoses
Dit huis heeft in die decennia veel metamorfoses ondergaan. Van jaren zestig interieur via donkerhouten meubels en bloemetjestapijt naar steeds legere, lichtere en strakkere inrichting. Van bakelieten telefoon naar smartphone. Van nieuwe keukens en diverse uitbouwen voor, achter en boven. Het rode, stenen huisnummer 9 dat altijd naast de deur hing, is ook al jaren geleden vervangen door een modern naambordje.
Kleinste kamertje
In dit huis had ik het kleinste kamertje. Mijn vader timmerde van twee oude deuren eigenhandig een hoogslaper met een bureau eronder. Ik sliep op een deur en op de andere deur maakte ik mijn huiswerk. In dat kleine kamertje bracht ik uren door. Op die houten stoelen, met daarop door mijn moeder gehaakte kussens in groen/geel en bruin/oranje. Toen best modern. Waar zijn die kussens eigenlijk gebleven?
Liters thee dronk ik daar, in allerlei smaken. Door de – dit keer door mijn oma – gehaakte gordijntjes (valletjes) keek ik naar buiten naar het bos. Deze groene strook tussen onze tuin en het plaatselijke voetbalveld achter ons huis is misschien 5 of 10 meter breed, maar wij noemden het ‘het bos’. Wij gingen er op avontuur, klommen in bomen en speelden erin – totdat de gemeente er een hek voor plaatste en we ons moesten beperken tot de tuin. Die in onze ogen heel groot was en waar we heel goed uit de voeten konden met onze radslagen en kunstjes op een groot kussen. En waar ik ook voor het eerst radijsjes oogstte.
Radio-cassetterecorder
In dat kamertje dus, maakte ik mijn huiswerk, schreef ik dagboeken en brieven en luisterde eindeloos naar muziek uit mijn radio-cassetterecorder. Als mijn jongens dit zouden lezen, zouden ze meewarig hun hoofd schudden, maar ik was dolblij met dit Philips apparaat dat ik voor 239 zelf verdiende guldens (bollenpellen in Westwoud) had verdiend. Ik had de goedkoopste BasF cassettebandjes (2,50 gulden bij V&D) en nam mijn favorieten van die tijd op. Namen zal ik niet noemen; het zijn guilty pleasures van de hoogste orde waar ik nog altijd heel vrolijk van kan worden als ik ze zomaar ergens hoor.

Dakterras
Van dat kleine kamertje (met dakterras, staat nu op Funda, maar zo ervoer ik het platje waar mijn moeder de was ophing niet) verhuisde ik naar de zolderkamer. Dat was toen mijn broer ging studeren en ik nog even riant op zolder kon bivakkeren. Daar was zelfs plek voor een luie stoel.
Ik had weer uitzicht op ‘het bos’, maar had meer ruimte en ik kon me lekker afzonderen. Ik had zelfs een gitaar, die ik echter nooit fatsoenlijk leerde bespelen. Ik leerde alleen wel dankzij een vriendin ‘Streets of London’en ‘Hey Jude’, nummers die ik tot dan toe helemaal niet kende omdat ze niet in de Top40 werden gedraaid.
Naar Parijs
Begin september 1985 brachten mijn ouders en mijn opa mij met twee loodzware koffers naar Amsterdam-Centraal. Daar ging ik met de trein naar Parijs. Van dat uitzwaaien herinner ik vooral mijn opa, die zijn ogen uitkeek en steeds maar over mijn trein zei dat hij nog nooit zo’n lange trein had gezien. Ik werd au pair bij de heel aardige familie Laut in het chique zeventiende arrondissement en kreeg een nog kleinere chambre de bonne. Het uitzicht was dit keer niet op een bos maar op een kleine straat: Rue de Chazelles.
En na dat prachtige jaar in die nog mooiere stad keerde ik weer terug naar Zwaag. Een zomer lang, voordat ik weer wegging om te studeren. In de tuin schilderde ik een op de kop getikte stoel voor mijn (wederom kleine) studentenkamer.
Ander behangetje
En ik kwam steeds weer terug. Met of zonder tas vol was. Ik kwam voor weekenden, voor vakantiewerk, voor vakanties, voor talloze etentjes, verjaardagen en bezoekjes. En het huis veranderde. Muren kregen een ander behangetje of een lik verf. Kozijnen en de keuken werden vernieuwd. De douche ook. Er kwam weer nieuwe vloerbedekking, nieuwe meubels, andere schilderijen en spullen. Het werd zo steeds meer het huis van mijn ouders en niet meer van mijn broer, zus en mij. Mijn eigen spullen nam ik zoetjesaan ook allemaal mee of verlieten anderszins het huis. En nu verlaten zij dat huis om na 57 jaar elders een nieuwe start te maken.
Maar het huis blijft. Voor misschien wel een ander gezin, dat over enkele decennia weer hun eigen herinneringen heeft.

Ah Madeleine, wat een mooi verhaal en een herkenbaar verleden. Wat klinkt het toch wel ouderwets, zijn we alweer zou oud?? Nee toch?. BASF cassette bandjes, een radio cassette recorder ?. It makes me smile. Zo glijden wij ook langzaam door de tijd. Wat heb je het beeldend beschreven. En wat krijg ik een warm gevoel bij jouw jeugd…. een fijn gezin, wat een rijkdom om daar onderdeel van te zijn.
Dank voor je reactie, Marja! En leuk dat je mijn blogs leest. Ja, de tijd gaat langzaam maar zeker voorbij! Dat blijkt maar weer…
Weer leuk om te lezen, Madeleine. Het ouderlijk huis….. blijft toch iets bijzonders! Mooie jeugdherinneringen!
Groet,
Marlies
Dank Marlies!