Mooiste momenten
Elke avond lees ik voor. Drie keer. Dat kost veel tijd, maar eigenlijk vind ik het de mooiste momenten van de dag. Er was laatst een avond waarop ik niet zoveel tijd had om voor te lezen. ‘Dan lees ik Joris toch voor?’ zei Bart (10) heel behulpzaam. En ze pakten het boek dat het dichtst bij lag en kropen gezellig onder de dekens van ‘het grote bed’. Bart begon te lezen en Joris luisterde. Het was ’Oorlogswinter’ van Jan Terlouw, dat ik dankzij de actie ‘Geef mij maar een boek!’ voor een euro in de boekhandel had gekocht. Na een hoofdstuk te hebben voorgelezen klapte Bart het boek dicht en zei: ‘Nou, daar snapte ik dus helemaal niks van.’’ En Joris zei: ‘’Ik ook niet. Maar het was wel leuk!’’
Hitler
Ik kon me niet voorstellen dat deze klassieker niks was, dus nam ik het zelf ter hand. Nadat ik ‘Oorlogswinter’ eerst aan David heb voorgelezen, lees ik het nu aan Bart voor. Dat is toch weer anders dan wanneer hij het zelf leest en bovendien kan hij dan vragen wat bepaalde woorden betekenen. Wat hij ook regelmatig doet (knijpkat, snaaien, bedrukt). Hij vindt het nu een prachtig boek en hangt aan mijn lippen. En na het lezen zit hij boordevol vragen over de oorlog. Bijvoorbeeld of er nu nog mensen zijn die Hitler heten. Ik heb het gegoogeld: in Duitsland zijn er naar schatting nog 2869 mensen. Veel mensen hebben na de oorlog uit pure schaamte hun naam veranderd. Een andere vraag was hoe kinderen in Duitsland geschiedenisles krijgen. Over de oorlog, en hoe ze dat allemaal uitleggen, over hun foute landgenoten.
De oorlog is een thema dat hen bezig blijft houden. Als ik denk dat ze allang slapen, klinkt er opeens een stem van boven: ‘’Mama, ik kan niet slapen. Kom eens.’’ En boven blijkt dat er allerlei vragen in het hoofd rondmalen, waar ik ook niet altijd direct antwoord op heb. ‘Ga ik voor je googlen, jongen!’
Ondergedoken
Het komt natuurlijk door die boeken. Aan David (9) heb ik ‘’Oorlogsgeheimen’ van Jacques Vriens voorgelezen. En Joris (bijna 8) luisterde ook regelmatig mee. Dat ging over Zuid-Limburg, waar in de oorlog veel joodse kinderen ondergedoken zaten. Zo krijgt een jongetje uit Zuid-Limburg opeens een nieuw meisje in de klas, Maartje. Ze raken bevriend en zij neemt hem in vertrouwen. Ze vertelt dat ze helemaal geen Maartje heet en niet uit IJmuiden komt, zoals wordt verteld. Ze heet Tamar, is joods en komt uit Amsterdam. Haar ouders zijn weggevoerd en zij en haar broertje werden gered. Maar tijdens de oorlog verraadt een buurvrouw toch nog dat ze joods is. Op een nacht worden zij en haar zogenaamde oom en tante waar ze nu woont van hun bed gelicht en weggevoerd.
Verzonnen
Het is een spannend, goed geschreven boek, met heel waarheidsgetrouwe elementen. Het zou zo maar echt kunnen zijn gebeurd. Aan het eind van het boek wordt kort verteld hoe het na de oorlog is verder gegaan met de hoofdpersonen. Maartje/Tamar blijkt de oorlog niet te hebben overleefd. Ze is in een concentratiekamp overleden. Ik lees het voor met tranen in mijn ogen en de jongens kijken me verwonderd aan. ‘Waarom huil je nou, mam?’ En ik antwoord: ‘Ja, nou, ze is toch dood? Ik had zo gehoopt dat ze terug zou komen.’
Dan zegt Joris: ‘Mam, het is maar een boek hoor. Dat is nep. Het is allemaal verzonnen.’