Taalvragen
Soms krijg ik wel eens de vraag ‘Mam, hoe is taal ontstaan?’ Of: ‘Wie heeft spelling uitgevonden?’ In die laatste vraag klinkt veel ongenoegen door, want mijn zoons vinden sommige regels maar moeilijk, ondoorgrondelijk of lastig te onthouden. En ze schrijven dingen graag op hun eigen manier. Maar als ze deze weten, etaleren ze hun kennis graag. Helaas gaat dat soms ten koste van hun jongste broertje, die net begint met lezen en schrijven: ’Joris, ‘water’ schrijf je met één A, weet je dat dan niet? En ‘menu’ met één u!’’ Terwijl Joris net zo trots was en gewoon schrijft wat hij net heeft geleerd: a is een korte klank, aa een lange. Heel logisch, eigenlijk.
Op die grote taalvragen heb ik geen eenduidig antwoord en meestal vertel ik iets over hoe dat zich in de loop der eeuwen ontwikkelt. Dat taal altijd verandert. Spelling dus ook.
Na het zien van de tentoonstelling van Jeroen Bosch in Den Bosch (voor mijn verslag klik hier) had ik mijn jongens waarschijnlijk een ander antwoord gegeven. Nu kan ik ook vertellen dat heel veel kinderen vijfhonderd jaar geleden helemaal niet konden lezen of schrijven. Het gros van de mensen was analfabeet. Daarom keken mensen naar schilderijen om. Om kennis te nemen van verhalen uit de Bijbel. De kerk was de grootste afnemer van schilderijen; de godshuizen hingen er vol mee, want die wilden de enige, ware boodschap graag verkondigen. En vonden dat mensen Bijbelverhalen moesten kennen.
Beeldtaal
Beeldtaal dus. Een heel andere taal. En ook een die in de loop der eeuwen enorm van functie is veranderd en ontwikkeld. Willen kunstwerken de laatste paar eeuwen vaak een emotie oproepen of een indruk of gevoelstoestand van de kunstenaar weergeven, de belangrijkste taak die schilders in de Middeleeuwen hadden, was mensen verhalen vertellen. Over de Bijbel, het Christendom en over morele keuzes waar ze voor komen te staan in het leven. Dat ze het lot van hun eigen leven (en hun leven na de dood) in eigen hand hadden. De schilderijen vertelden dat mensen zelf konden kiezen tussen goed en kwaad. En dat ze hun zielenheil in eigen hand hadden, als ze verleidingen konden weerstaan en niet een van de zeven hoofdzonden begingen. En zo niet: hoe slecht dat wel niet af kon lopen.
Adel
En Bosch was een meester in het schilderen van de mogelijke consequenties. Met een brandende hel, monsters en martelingen. Ook ‘vertelde’ hij op zijn panelen over het leven van Jezus en diverse heiligen. Deze Jheronimus schilderde verhalend. Overal gebeurt wel wat in zijn triptieken, panelen en ook in zijn prachtige tekeningen. Ik kan me daarom heel goed voorstellen dat de welgestelden (veel adel) zo graag werk van Jeroen Bosch bestelden en dat mensen aan het hof er graag naar keken. Je had toen geen film of tv die voor vermaak (of educatie) zorgden en zo’n schilderij bood altijd wat te kijken. Bij Jheronimus raakte je nooit uitgekeken. En het was nog goed geschilderd ook.
Hebzucht
‘De hooiwagen’ is een van de topstukken van de unieke Bosch-tentoonstelling. Het gaat over de hebzucht van mensen, die allemaal wat van het hooi van de wagen willen hebben. Hooi dat straalt en lonkt als goud. Het schilderij vertelt waar dit toe leidt. Het begon allemaal al met Adam en Eva (linker paneel) en het eindigt rechts. De hooiwagen rijdt daar regelrecht op de hel af. Jeroen Bosch laat tot in detail ellende, dood en verderf zien. ‘Het laatste oordeel’, dat ook op de expositie is te zien, liegt er al evenmin om. Ook daar kom je ogen tekort.
Het zijn beelden die zich niet laten verwoorden. Wie zich waagt aan het beschrijven van schilderijen, haalt nooit het resultaat van Bosch. Je kunt een poging wagen ze te duiden – en dat is in meer dan duizend boeken over Bosch ook gedaan – maar navertellen is nog een hele kunst. Dan wordt het wellicht een saaie opsomming van details, terwijl al die wonderbaarlijke details op de panelen springlevend zijn. Woorden raken domweg de kern van het mysterie niet en halen het nooit bij de superieure taal van Bosch.