Bakfiets
Het voelt als een filmscène waarin ik mezelf van bovenaf zie staan: een moeder die haar wegfietsende zoon lang nakijkt. Hij trapt voorovergebogen. Eerst zwaar en moeilijk, maar als de vaart erin zit, fietst hij soepel en snel de kade af. Flesje water in de hand, de hoek om, op weg naar zijn vriend. Ik zie hem gaan en heel snel zie ik ook het hele leven van deze middelste zoon voorbijtrekken. Flits: baby, peuter, kleuter, jongetje, gymnasiast. Ik zie mezelf staan nadenken over dat veertienjarige leven en dan weer langzaam naar binnen gaan.
Vroeger zat hij altijd babbelend voorin de bakfiets. Hij praatte en praatte maar. Door de wind in mijn oren en het verkeerslawaai ontging mij driekwart van wat hij zei. Ik zei vaak tegen hem, dat ik niet kon antwoorden omdat ik niet echt alles verstond. Het maakte niet uit, zei hij dan. Hij kletste wel gewoon gezellig verder in de bakfiets.
Praatgraag
Van mijn jongenstrio is hij de meest praatgrage. Met soms de wonderlijkste uitspraken. Vrijdag gaat hij naar school en zegt dat zijn laatste les wordt ingekort, omdat de schoolfotograaf komt voor de jaarlijkse pasfoto’s. Ik ga met mijn hand door zijn haar en zeg: ‘Nou, als ik dat had geweten, had je wel even naar de kapper gekund.’ Zijn antwoord: ‘Mam, je begrijpt het niet. Al die pasfoto’s waarop mijn haar zo netjes zit, dat zijn geen echte foto’s. Zo ben ik niet. De foto van vandaag, met te lang haar dat niet goed zit – dát ben ik.’ En hij fietst weer weg en ik vraag me af met wat voor foto hij binnenkort thuiskomt.
23 miljoen keer
Zijn oudste broer praat het minst van de drie en houdt het qua mondelinge uitwisseling graag zo efficiënt mogelijk. Je moet vooral zo doelgericht mogelijk met hem te communiceren, anders haakt hij af. Dus: meteen ter zake komen en vooral niets herhalen, want dan krijg je te horen dat je dat al 23 miljoen keer hebt gezegd. Hij rent veel en als hij uitrust van al dat hardlopen en verspringen, kijkt hij veelvuldig naar atleten op Youtube. Zijn jongste broer steekt eerder zijn handen uit de mouwen, is het liefst – met zijn schort voor – bezig in de keuken en praat vol overgave over sausjes, voorafjes en andere lekkere dingen die hij wil maken.
Schaakmat
Onze middelste is het meest cerebraal. Deze week zit hij met zijn lange, dunne benen over de leuning van de bank geslagen. Hij denkt na, want hij zit in een online potje schaak tegen een onzichtbare tegenstander en doet een poging deze Pool – of misschien is het dit keer wel een Fransman – zo snel mogelijk schaakmat te zetten. Ik kijk op de klok. Het wordt tijd voor hem om te vertrekken naar zijn training, dus maan ik hem zich te haasten en zijn laatste zet te doen.
Dan voel ik me alsof hij in een klap mijn koningin slaat en mij schaakmat zet. Mijn ogen worden groter bij elk woord dat hij zegt: ‘Ik ben er al. In gedachten loop ik nu de trap al op. Ik zie hoe ik me omkleed. Over twee minuten gebeurt het echt. Ik zie het nu al voor me.’