Stemmen
Er zitten twee jongetjes, 7 en 8 jaar oud, op de achterbank. Hockeystick tussen de knieën en bitje al in de mond. Dus als ze praten, slissen ze een beetje. Af en toe komt het er wat onduidelijk uit, maar als we onderweg zijn naar hun hockeytraining, hoor ik toch echt heel duidelijk: ‘Wat stem jij?’
Het vriendje stemt VVD. Want zijn vader staat op de kandidatenlijst voor de VVD. De laatste weken zorgen de campagne, het flyeren en het overal opduiken van zijn vader op stations en pleinen er vast voor dat die drie letters veelvuldig vallen bij hem thuis. Er wordt overduidelijk veel over gepraat. Zoon 3 (8 jaar) weet de naam van ‘zijn partij’ even niet meer. Bij ons vallen ook namen van politieke partijen en we leggen ook wel eens wat uit. Bovendien zien de kinderen van alles op tv. Maar zoon 3 vergeet wel eens wat: ’Mam, hoe heet die partij ook alweer? Met dat groen?’ vraagt hij. ‘GroenLinks,’ zeg ik. ‘GroenLinks? Hoeveel zetels heeft die?’ vraagt het vriendje meteen. Vier. Nog wel. ‘De VVD heeft er 41,’ zegt hij. Hij is inderdaad goed ingelicht. En heeft een voorsprong, wat hem wel bevalt.
Zoon 3 vindt het spannend en besluit: ‘Dan stem ik op GroenLinks én de VVD.’ Hij blijft zijn vrienden graag trouw en vindt bovendien de vader van zijn vriendje aardig.
Melk
Later thuis herhaalt hij nog eens bij zijn broers wat hij gaat stemmen. ‘Maar waarom GroenLinks?’ vragen zoon 1 en 2. ‘Voor de melk,’ antwoordt hij. Hij kijkt serieus, maar wordt vierkant uitgelachen. Dan legt hij zijn logica uit: ‘GroenLinks is toch voor betere lucht? Dat is beter voor de planten en de dieren. Dus heb je meer gras, meer koeien en meer melk. Sowieso meer eten.’ Zijn broers lachen nog harder, maar ik prijs de creatieve redenering.
Zweven
Als zoon 1 (11 jaar) de volgende dag met zijn vriend thuis komt lunchen, vraag ik op wie zij zouden gaan stemmen. Kort en duidelijk antwoord van allebei: ‘Op mezelf!’ Ja heren, dat kan dus niet. Ze weten het niet zo en zweven nog. Snappen ook niet alles wat in de debatten wordt gezegd en vinden het eigenlijk maar saai. ’De PVV, dat is toch met die man met dat rare haar?’ vraagt de vriend. ‘Ja, Geert Wilders.’ ‘Daar stem ik niet op, hoor,’ zegt hij. Waarop zoon 1 (11 jaar) zegt: ‘Je mag nooit iemand oordelen op hoe die eruit ziet. Je moet altijd afgaan op de argumenten.’ ‘Ja, maar dan heeft hij nog wel raar haar…’, zegt de vriend. Zoon 3 zit ook aan tafel, luistert de hele tijd stil en zegt dan opeens: ‘Raar haar? Ik vind het juist mooi. Dat wil ik later ook…’
Als het maar bij dat haar alleen blijft…
Wat fantastisch verwoord weer en zo herkenbaar ook hier in ons (t)huis soortgelijke verhalen…. prachtig! Nu hop hop… op naar de stembus
Een juweeltje… Lekker vliegen boven de politieke drukte…hopelijk houd je dan goed (uit)zicht?